Het geloven in de Qadar (de lotsbestemming) is één van de zuilen van de ‘aqiedah, en wel de zesde zuil van de Imaan. Degene die de lotsbestemming ontkent, treedt buiten de religie van Allah.
In de langere h’adieth van ‘Oemar antwoordde de boodschapper van Allah , toen Djiebriel hem om Al-Imaan vroeg: “…dat je gelooft in Allah, Zijn engelen, Zijn boeken, Zijn boodschappers, de Laatste Dag, en dat je gelooft in het lot, zowel het goede als het slechte ervan.” [1]
De definitie van Al-Qadhaa-e en Al-Qadar
De definities die geleerden toekennen aan Al-Qadhaa-e en al-Qadar lopen uiteen. Sommigen hebben Al-Qadhaa-e en al-Qadar dezelfde betekenis gegeven en anderen hebben Al-Qadhaa-e anders gedefinieerd dan al-Qadar en zeiden:
Al-Qadar is de Kennis van Allah de Verhevene over de toestand van de schepselen in de toekomst. [2]
Al-Qadhaa-e is dat Allah de Verhevene de zaken schept volgens Zijn Kennis en Wil.
Anderen keerden de situatie om en hebben aan Al-Qadhaa-e de voorgenoemde definitie van Al-Qadar gegeven en aan Al-Qadar hebben zij de voorgenoemde definitie van Al-Qadhaa-e gekoppeld; beide mogelijkheden zijn toegestaan. [3]
Anderen hebben deze termen dezelfde betekenis gegeven en zeiden: “Het is de precieze ordening die Allah vastgesteld heeft voor het bestaan, algemene wetten en de manieren waarmee Hij de oorzaken koppelt aan datgene waardoor het veroorzaakt wordt.” [4] Deze betekenis komt voor in de Edele aayaat van de Qor-aan die de lotsbestemming noemen, zoals Allah de Verhevene heeft gezegd: “En alle dingen hebben bij Hem een maatgeving.” [5]
En Zijn Uitspraak: “Er is geen ding waarvan de schatten niet bij Ons zijn, en Wij zenden deze slechts volgens een vastgestelde maatgeving neer.” [6]
En Zijn Uitspraak: “Voorwaar, Wij hebben alle zaken volgens een bepaalde maatgeving geschapen.” [7]
Wat was het antwoord van Al-Imaam Ah’mad prachtig, toen hij gevraagd werd over Al-Qadar en antwoordde met: “Al-Qadar is de Kracht van de Barmhartige.” Ibn Al-Qayyiem zegt in zijn poëzie, dat voldoende is en de nodige antwoorden bevat [8] :
De werkelijkheid van de Qadar die de mensheid heeft getroffen
Het is op zich de Kracht van de Barmhartige
Ibn ‘Aqiel vond wat Ah’mad zei goed
Wat hij verteld heeft over de Goddelijke tevredenheid
In feite is de definitie van Al-Imaam Ah’mad (moge Allah hem genadig zijn) voldoende en geeft het een duidelijk antwoord. Al-Qadar betekent hetgeen Allah, Glorieus is Hij, heeft bepaald, zoals Hij, de Verhevene, zegt: “Voorwaar, de zaak behoort geheel aan Allah toe.” [9]
En Zijn Uitspraak: “En aan Allah behoort het onwaarneembare van de hemelen en de aarde en tot Hem keren alle dingen terug.” [10]
En Hij heeft gezegd: “Heilig is Degene in Wiens Hand de heerschappij over alle zaken is.” [11]
En Zijn Uitspraak: “Hij regelt het bestuur, en er is geen voorspreker, behalve na Zijn verlof.” [12]
De aayaat hierover zijn er te veel om op te noemen; zij duiden allen aan dat er niets plaats vindt in het universum zonder Zijn Wil en Bevel.
De ‘aqiedah van Al-Qadar is gebaseerd op de werkelijkheid van het geloof in de Verheven Eigenschappen van Allah en Zijn Perfecte Namen, waaronder: Al-‘ilm (Alles omvattende Kennis), Al-Qodrah (de Almachtigheid over alle zaken), Al-Iraadah (de Wil). De Verhevene heeft gezegd: “…En Hij is Alwetend over alle zaken.” [13]
En Hij zei: “…en Hij is Almachtig over alle zaken.” [14]
En Hij zei: “Uitvoerder van wat Hij wil.” [15]
At-Tah’aawie heeft gezegd: “Alles loopt volgens Zijn Almachtigheid en Zijn Wil. Zijn Wil wordt uitgevoerd, er is geen wil van een dienaar behalve als Hij het plaats wil laten vinden. Wat Hij voor hen wil zal geschieden en datgene wat Hij niet wil zal niet geschieden. Niemand kan Zijn Bevel afweren en niemand kan Zijn Oordeel aanpassen en niemand heeft beheer over Zijn Bevel.” [16]
[1] Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim.
[2] Tebsiet Al-‘Aqaa-ied Al-Islaamiyyah van H’assan Ayyoeb blz. 77.
[3] Koebra Al-Yaqieniyyaat Al-Kawniyyah blz. 147.
[4] Al-‘Aqaa-ied Al-Islaamiyyah van H’assan Ayyoeb blz. 95.
[5] Soerat Ar-Ra’d (13), aayah 8.
[6] Soerat Al-H’idjr (15), aayah 21.
[7] Soerat Al-Qamar (54), aayah 39.
[8] Sharh’ Qasiedat Ibn Al-Qayyiem, boek 1, blz. 254.
[9] Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 154.
[10] Soerat Hoed (11), aayah 123.
[11] Soerat Yaasien (36), aayah 83.
[12] Soerat Yoenoes (10), aayah 3.
[13] Soerat Al-Baqarah (2), aayah 29.
[14] Soerat Al-H’adied (57), aayah 2.
[15] Soerat Al-Boeroedj (85), aayah 16.
[16] Sharh’ Al-‘Aqiedah At-Tah’aawiyyah blz. 153.
De betekenis van het geloof in Al-Qadar
Het is voor iedere moslim verplicht om te geloven in Al-Qadar, het goede en het slechte ervan; de zoete en de bittere van smaak. De bedoeling achter het geloof in Al-Qadar is dat men gelooft in de Eeuwige Kennis van Allah en dat men gelooft in de Wil van Allah, welke alles omvat, en dat Hij de Almachtigheid over alles heeft.
Hierover zegt Sheikh Al-Islaam Ibn Taymiyyah: “Het geloof in Al-Qadar bestaat uit twee niveaus, elk niveau bevat weer twee niveaus:”
Het eerste niveau
Het geloof dat Allah de Verhevene weet wat de schepselen verrichten, met Zijn Eeuwige Kennis, waarmee hij voor eeuwig is beschreven. Hij heeft kennis over al hun toestanden, zoals alle vormen van gehoorzaamheid en zondes, voorzieningen en leeftijd. Allah heeft in het beschermde schrift (Al-Lawh’ Al-Mah’foodh) het lot van alle schepselen opgeschreven. Het eerste wat Allah geschapen heeft is de pen en Hij zei tegen de pen: “Schrijf op!” Hij (de pen) zei: “Wat moet ik opschrijven?” Hij (de Verhevene) zei: “Schrijf wat er bestaat tot aan de Dag der Opstanding. Wat de mens is overkomen, dat dit nooit aan hem voorbij kon gaan, en wat de mens niet is overkomen, dat dit hem nooit had kunnen overkomen. De pennen zijn opgedroogd en de schriften zijn opgeheven, zoals de Verhevene heeft gezegd: “Weet jij niet dat Allah weet wat er in de hemelen en op de aarde is? Voorwaar, dat is in een Beschermd schrift (Al-Lawh’ Al-Mah’foodh). Voorwaar, dat is voor Allah gemakkelijk.” [1]
En Hij zei: “Er treft de aarde of jullie zelf geen ramp, of het staat in een boek, vóórdat Wij het doen gebeuren. Voorwaar, dat is voor Allah gemakkelijk.” [2]
Wat het tweede niveau betreft
Dit is het geloof in de Wil van Allah, welke alles omvat, en Zijn Almachtigheid over alles. Dit is het geloof dat hetgeen Allah wil uitvoeren, zeker plaats zal vinden en dat hetgeen, waarvan Hij niet wil dat het plaatsvindt, niet zal geschieden. Elke beweging en elke stilte in de hemelen en op aarde gebeurt met Zijn Wil (Glorieus is Hij); in Zijn Heerschappij zal niets zijn of niets gebeuren zonder Zijn Wil, en Hij (Glorieus is Hij) is in staat om alles te doen met de zaken die bestaan en die niet bestaan. Elk schepsel op aarde en in de hemel is geschapen door de Glorieuze en er is geen schepper naast Hem.
Hij heeft Zijn dienaren bevolen om Hem en Zijn boodschappers te gehoorzamen en Hij heeft hen gewaarschuwd voor het ongehoorzaam zijn aan Hem. Hij (Glorieus is Hij) houdt van de godvrezenden (moettaqoen), de weldoeners (Moeh’sienien) en de rechtvaardigen (moeqsiteen). Hij is tevreden over degenen die geloven en goede daden verrichten. Hij houdt niet van de ongelovigen en is niet tevreden met de zondaren.
Hij beveelt het onzedelijke niet en stelt Zich niet tevreden met het ongeloof van Zijn dienaren en houdt niet van het zaaien van verderf. De dienaren voeren de daden in werkelijkheid uit en Hij is Degene Die hun daden heeft geschapen. De gelovigen, ongelovigen, degenen die eren en degenen die rebelleren, degenen die het gebed verrichten en zij die vasten zijn allen Zijn dienaren. De dienaren hebben macht over hun daden en zij hebben ook een wil. Allah is Degene Die hen geschapen heeft en Degene Die hun kracht en wil heeft geschapen.” [3]
Er kan geconcludeerd worden uit de woorden van Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn), dat het geloof in Al-Qadar uit vier niveaus bestaat:
1. Het geloof in de Kennis van Allah, die eeuwig is en dat Hij kennis heeft over de daden van de dienaren, voordat zij deze in praktijk brengen.
2. Dat dit in het beschermde schrift (Al-Lawh’ Al-Mah’foodh) is opgeschreven.
3. Het geloof in de allesomvattende Wil van Allah en Zijn Almachtigheid over alles.
4. Dat Allah Degene is Die alle schepselen heeft geschapen. Hij is de Schepper en alles naast Hem zijn schepselen.
Verder dient de moslim te geloven in de categorieën van Al-Qadar, zowel het goede als de slechte ervan en deze verdeling is alleen ten opzichte van de schepping. Ten opzichte van Allah, is de voorschikking allemaal goed, en het kwade kan niet toegeschreven worden aan Allah [4] . De kennis van Allah, Zijn Wil, Zijn schrijven en Zijn schepping, duiden allemaal op wijsheid, rechtvaardigheid, barmhartigheid en al het goede. Want het kwaad behoort niet tot de eigenschappen van Allah de Verhevene en ook niet onder Zijn daden en de Essentie van Allah (Gezegend en Verheven is Hij) bevat niets kwaadaardigs. Aan Hem behoort de volledige perfectie en Hij is de volmaakte Majesteit. [5]
Het is dus niet toegestaan om het kwade op zichzelf aan Allah toe te schrijven, maar men dient het kwade of het slechte wat in het algemeen geschapen is door Allah aan Hem toe te schrijven, zoals de Verhevene heeft gezegd: “Allah is de Schepper van alle dingen.” [6]
En het kan toegevoegd worden aan de oorzaak, zoals de Verhevene zegt: “Zeg: “Ik zoek bescherming bij de Heer der dageraad. Tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft.” [7]
Het is ook toegestaan om het te gebruiken, waarbij echter Degene Die de oorzaak daarvan is niet te noemen, zoals de Verhevene heeft gezegd, vertellend over de Djinn: “En voorwaar, wij weten niet of er kwaad bedoeld wordt voor degenen die op de aarde zijn, of dat hun Heer hun rechte Leiding wil geven.” [8]
De juiste mening is dat Allah de Verhevene, geen puur kwaad heeft geschapen, Zijn Wijsheid is vrij hiervan. Het is onmogelijk dat Allah de Verhevene iets creëert dat als kwaad geldt en waarin niets goeds is voor Zijn schepsels. Aan de Verhevene behoort al het goede en het kwade behoort niet aan Hem. Alles wat aan Hem toegeschreven wordt, behoort tot het goede en het kwade/slechte dat plaatsgevonden heeft kan niet aan Hem toegeschreven worden. En als het aan Hem toegeschreven wordt, dan zal het geen kwaad zijn. Het is slechts een Wil en Schepping van Allah de Verhevene en het is geen kwaad. [9]
Ziekte, bijvoorbeeld, is een vorm van kwaad, het is een kwelling ten opzichte van de mensen dat zij ondergaan, maar het zal voor hen later ten goede komen. Het is goedheid voor Allah U , want Hij weet hoeveel zondes Hij daardoor zal vergeven en hoeveel zielen zullen worden gereinigd.
Het in gevangenschap nemen van gelovigen door de vijanden van Allah, is een vorm van ogenschijnlijk kwaad. Het bevat verschillende vormen van pijn en beproevingen, maar het is niets anders dan zuivering van de zielen, reiniging van de rijen en opvoeding van de nefs. Hierbij zelfs de grote beloning en algemene goedheid ervan daargelaten.
De schepping van Iblies (de Shaytaan) bevat verschillende wijsheden die duidelijk zichtbaar zijn, zoals berouw van de mensheid na het zondigen, en het zuiveren van de aanbidding voor Allah door de gelovigen, door het strijden tegen Iblies en zijn helpers en het volharden tegen zijn verleidingen en influisteringen en het zich wenden tot de bescherming van Allah, en het zich onderdanig stellen aan zijn Macht. [10]
Alles wat als kwaad gezien wordt is gedeeltelijk negatief. Het is goed wanneer men het vanaf de kant van Allah bekijkt, en negatief voor degene die het meemaakt. Het bevat twee oogpunten en vanuit het ene oogpunt is het positief en goed. En dit is het oogpunt vanuit de kant van de Schepper I , als Schepping, vorming en Wil, door wat het bevat aan grote Wijsheden waar Allah alleen kennis van heeft. Hij maakt voor degenen die Hem welgevallig zijn bekend, wat Hij wil. [11]
[1] Soerat Al-H’adj (22), aayah 70.
[2] Soerat Al-H’adied (57), aayah 22.
[3] Zie Ar-Rawdhah An-Nadiyyah, sharh’ Al-‘Aqiedah Al-Waasitiyyah blz. 352 – 353.
[4] Zie Madjmoe’ Fataawa Ibn Taymiyyah, boek 8, blz. 94-95, Sharh’ Al-‘Aqiedah At-Tah’aawiyyah blz. 282 en Ar-Rawdhah An-Nadiyyah blz. 356.
[5] Zie Kietaab Al-H’asanah wa s-Sayyie-ah van Ibn Taymieyyah, blz. 190, en Taysier Al-‘Aziez Al-H’amied, blz. 625.
[6] Soerat Az-Zoemar (39), aayah 62.
[7] Soerat Al-Falaq (113), aayah 1-2.
[8] Soerat Al-Djinn (72), aayah 10.
[9] Ad-Dienoe l-khaalis, boek 1, blz. 144 en Ar-Rawdhah an-Nadiyyah blz. 356.
[10] Ibn Al-Qayyiem heeft verschillende wijsheden genoemd voor de reden van schepping van Iblies, waaronder:
a. Zodat de dienaren de Macht van Allah de Verhevene waarnemen als het gaat om de schepping van de tegenstellingen en tegenstrijdigheden. Hij schiep dit wezen, dat het slechtste der
[11] Ar-Rawdhah An-Nadiyyah, blz. 356.
De ongelovigen gebruiken Al-Qadar als excuus
De polytheïsten willen Al-Qadar en de Wil van Allah als excuus gebruiken om het polytheïsme aan te hangen. Zij zeggen dat ze geen polytheïsten zouden zijn, als Hij het niet had gewild. Allah heeft hun excuus ongeldig en teniet gedaan, door te zeggen: “Degenen die deelgenoten (aan Allah) toekenden, zullen zeggen: ‘Als Allah het had gewild, dan hadden wij geen deelgenoten (aan Allah) toegekend en evenmin onze vaderen, en hadden wij niet (dat wat toegestaan was) verboden verklaard.’ Zo loochenden zij ook degenen vóór hen (de boodschappers), totdat zij Ons geweld proefden. Zeg: ‘Hebben jullie kennis? Brengt het dan naar buiten voor Ons. Jullie volgen slechts vermoedens en jullie liegen slechts.’ º Zeg: ‘Maar Allah heeft het doeltreffende argument. Als Hij het dan had gewild, dan had Hij jullie allen geleid.'” [1]
Dit is het antwoord van de Majesteitelijke, voor degenen die een excuus zoeken bij Al-Qadar om zondes te begaan, en Allah beschikt over het grootste bewijs. Zijn antwoord tegenover degenen die een excuus zoeken bij Al-Qadar is zeer duidelijk, omdat het gebaseerd is op twee belangrijke zaken die tot de normale geloofsprincipes van de moslims behoren. Niemand kan hieraan twijfelen, behalve degenen die zich van de leiding willen afkeren en daardoor de vernietiging wensen. Deze geloofsprincipes zijn:
1. Dat Allah de ongelovigen Zijn geweld heeft laten proeven en de bestraffing op hen heeft doen neerdalen. Als zij geen eigen keus hadden, dan hadden zij geen criminele daden, zondes, ongeloof en shirk begaan, en Allah had hen dan ook niet bestraft omdat Hij Rechtvaardig is en niemand onrecht aandoet. Degenen die de lotsbestemming van Allah als excuus nemen om ongeloof, en zondes te begaan, kunnen niet anders dan mensen zijn die geloven in het bestaan van Allah of Zijn bestaan ontkennen. Wat betreft de eerste groep, het is voor hen verplicht om te geloven dat Allah rechtvaardig is en vrij van allerlei vormen van onrechtvaardigheid, omdat onrechtvaardigheid een gebrek is, dat niet aan de Schepper toebehoort. En Allah bevat geen enkele vorm van gebrekkigheid en het bestraffen van iemand, die gedwongen is om een zonde te begaan, zou zeker een vorm van onrecht zijn. Het gebruiken van de lotsbestemming als excuus om zondes te begaan, terwijl de bestraffing voor de zondaren die hen zal treffen al is aangegeven, is zeker een valse toekenning van onrechtvaardigheid aan Hem, Glorieus is Hij. En deze kwestie is totaal tegenstrijdig aan het geloven in Allah.
De tweede groep betreft de mensen die het bestaan van Allah ontkennen en het lot als excuus nemen. Het gebruiken van het lot als excuus is volledig tegenstrijdig aan hun ideologie en daarom verdient dit verder geen uitgebreid antwoord.
2. Degene die het lot als excuus neemt voor het feit dat hij ongelovig is en zonden begaat, schrijft zonder kennis dingen toe aan Allah die niet horen. Hoe kan de ongelovige of zondaar het excuus gebruiken dat Allah Degene is Die ongeloof of zonden voor de dienaren verplicht heeft gesteld, voordat deze plaats hebben gevonden?! Het lot van Allah behoort, voordat het plaats heeft gevonden, tot het onwaarneembare waarvan Hij alleen op de hoogte is. En daarbij dienen we ons te beseffen dat de mens voor het begaan van de zonde en ongeloof gevraagd is om zijn Rabb te gehoorzamen en Zijn bevelen op te volgen. Met andere woorden: hoe kan een persoon zeggen: “Mijn Rabb heeft voor mij bepaald dat ik iets ga stelen, dus ik ga mijn lot uitvoeren?” Heeft deze persoon een blik geworpen op het Beschermde Schrift en gelezen wat erin staat om te weten te komen wat voor hem bepaald is? Tegelijkertijd is deze persoon aangesproken om afstand te nemen van het ongehoorzaam zijn aan Allah door niet te stelen…etc
Betreffende dit is er overgeleverd dat een dief, die de bestraffing verdiende dat zijn hand geamputeerd zou worden, bij de leider der gelovigen ‘Oemar ibnoe l-Khattaab gebracht werd, die beval dat zijn hand geamputeerd moest worden, maar de dief zei: “Wacht! O leider van de gelovigen, ik stal alleen maar door het lot van Allah. “ ‘Oemar antwoordde: “En wij amputeren jouw hand alleen maar door het lot van Allah.”
Een ander voorbeeld: een man loopt op straat achter een andere man en hij ziet dat de man die voor hem loopt zijn portefeuille verliest. Dit is een situatie dat volgens het lot van Allah f¹ plaatsvindt. Niemand heeft hier invloed op en had niet voorkomen kunnen worden. Nu heeft de man die dit ziet verschillende keuzes: hij kan de man voor hem waarschuwen en zeggen dat hij zijn portefeuille verliest, maar hij kan er ook voor kiezen om niets te zeggen om de portefeuille in zijn eigen zak te steken, hij kan ook helemaal niets doen en doen alsof er niets gebeurd is. Deze keuze is van hem en hij kiest uit zijn vrije wil. Doch Allah f¹ wist al wat de keuze van die man zou zijn voordat hij de keuze maakte.
Met dit sterke bewijs heeft Allah op verschillende plaatsen in de Qor-aan een antwoord gegeven aan degenen die zich verschuilen achter de lotsbestemming, zoals de Uitspraak van de Verhevene: “En wanneer zij een gruweldaad bedrijven, dan zeggen zij: ‘Wij troffen dit bij onze vaderen aan en Allah heeft ons dit bevolen.’ Zeg (O Moeh’ammad): ‘Voorwaar, Allah beveelt geen gruweldaden, zeggen jullie dat over Allah wat jullie niet weten?’” [2]
In werkelijkheid kwam deze Qor-aanische stijl om deze mensen te weerleggen, zodat de methodiek betreffende het intellect rechtgezet zal worden en om hen duidelijk te maken dat hetgeen van hen verwacht wordt is, dat zij de bevelen van de Glorieuze moeten toepassen, en afstand dienen te nemen van Zijn verboden. Zij zijn niet gevraagd om te zoeken naar het Onwaarneembare zodat zij zich daarop afstemmen.
Sayyied Qotb (moge Allah hem genadig zijn) heeft in de schaduw van de voorgenoemde aayah uit Soerat Al-An’aam gezegd: “De tweede aanraking [3] kwam voor om de methodiek van het intellect en visie recht te zetten. Allah heeft hen zaken bevolen en andere zaken verboden en dit is het enige waar zij achter kunnen komen. Wat de Wil van Allah betreft, deze is onwaarneembaar en ze hebben geen mogelijkheid om deze waar te nemen, hoe kunnen zij daar dan achterkomen? En als zij er geen zekere kennis over hebben, hoe kunnen zij het dan als excuus nemen…? Allah heeft welbekende bevelen en verboden aangegeven die met zekere kennis bij de mensen bekend zijn, waarom laten zij dan deze zekere vorm van kennis waar geen twijfel over is en geven ze zich over aan hun instinct en vermoedens?
Dit is een duidelijke uitspraak over deze kwestie: Allah belast de mensen niet om kennis te hebben over het onwaarneembare, wat betrekking heeft op Zijn Wil en de lotsbestemming, zodat zij hun leven daarop afstemmen. Hij belast hen met het opdoen van kennis over Zijn bevelen en verboden, zodat zij zichzelf daarop afstemmen…wanneer zij proberen om dit in praktijk te brengen, bevestigt Allah het feit dat Hij hen daartoe leidt en hun borsten voor de Islaam verruimt…en dit is wat zij moeten weten en toepassen betreffende deze kwestie, die dan in praktijk makkelijk en duidelijk wordt, vrij van alle onduidelijkheden, die ontstaan vanwege redetwisten.
Allah is in staat, als Hij wil, om de zonen van Aadam te scheppen op een manier waarop zij niets anders volgen dan leiding of dat Hij hen overweldigend verplicht om de leiding te volgen, of dat Hij de leiding in hun harten plaatst en daardoor leiding laat zoeken zonder overweldiging… maar de Glorieuze wil het anders dan dit hebben! Hij wil de zonen van Aadam beproeven met hun eigen keus voor de leiding of de dwaling, zodat Hij degene die leiding wenst steunt en degene die de richting van de dwaling wil volgen, dieper laat dwalen in blindheid… en Zijn wijze van Schepping geschiedt zoals Hij wil.
Al-Qadhaa-e en Al-Qadar zijn duidelijk, geplaatst in een vorm die elk menselijk intellect zou kunnen begrijpen; wat het redetwisten en het discussiëren daarover betreft, dit is vreemd voor het islamitische gevoel en de islamitische methodologie… Het redetwisten hierover is in alle filosofieën of godsdiensten, behalve de Islaam, dan ook nooit tot een einde gekomen. Deze filosofieën hebben nooit een rustgevend resultaat bereikt, omdat zij gebaseerd zijn op redetwisten waardoor deze kwestie behandeld wordt vanuit een oogpunt dat van nature onacceptabel is.
Daarnaast is deze religie gekomen om een praktische werkelijkheid te realiseren, zijn bevelen en verboden zijn duidelijk. Het zoeken naar excuses ten aanzien van de onwaarneembare Wil is waarlijk een betreding van een onbegrijpelijke zone, die door het verstand bewandeld zal worden zonder bewijs. Het leidt naar verspilling van inspanningen die beter in positieve werkelijke praktijken geplaatst dienen te worden. [4]
Beste lezer, wij worden voor het praktiseren geacht dat we gehoorzaam zijn aan Allah en niet ongehoorzaam, en na het praktiseren – als we daarin gehoorzaam waren aan Allah – dienen we Hem te prijzen voor het feit dat Hij ons geleid heeft, en als we zondigden en daardoor dus ongehoorzaam aan Hem waren, is het voor ons verplicht om berouw te tonen en naar Hem terug te keren en vervolgens onze zaak aan Hem toe te vertrouwen.
Wij dienen zekerheid te hebben over Zijn rechtvaardigheid en Wijsheid; we dienen de zonde te haten, voordat we deze hebben uitgevoerd en dit zal ertoe leiden dat we er ons van afwenden. En als we in zonde zijn gevallen, dan zal het ons leiden om berouw aan Allah de Verhevene te tonen, inshaa-e llaah. Wij dienen te beseffen dat de haat om een zonde te begaan, niet betekent dat we het lot van Allah haten, we worden slechts verzocht om datgene wat Allah haat ook te haten en datgene waarvan Allah houdt, lief te hebben.
Wij dienen op dezelfde lijn te staan met de tevredenheid en woede van Allah, dus dienen we tevreden te zijn met datgene waarover Hij tevreden is en woedend te zijn ten aanzien van de zaken waarvan Allah woedend wordt. Wij dienen ook te weten dat Allah niet houdt van ongeloof en Hij behaagt het niet voor Zijn dienaren; Hij houdt niet van het ongehoorzaam zijn aan Hem en Hij behaagt dit niet voor Zijn dienaren. De Glorieuze heeft gezegd: “Als jullie niet geloven: Voorwaar, Allah heeft jullie niet nodig. En de ondankbaarheid van Zijn dienaren behaagt Hem niet, maar wanneer jullie dankbaar zijn, dan heeft Hij behagen in jullie.” [5]
[1] Soerat Al-An’aam (6), aayah 148-149.
[2] Soerat Al-A’raaf (7), aayah 28.
[3] En hij bedoelt hier de Uitspraak van de Verhevene: “Zeg: “Hebben jullie kennis? Brengt het dan naar buiten voor Ons.”
[4] Fie Dhzielaalie l-Qor-aan, Daar As-Shoerooq 8ste druk , blz. 1227.
[5] Soerat Az-Zoemar (39), aayah 7.
Het niet zichtbaar zijn van Al-Qadar en het verafschuwen om zich erin te verdiepen
Wanneer we het hebben over Al-Qadaa-e en Al-Qadar is het voldoende voor de gelovige om de betekenis en niveaus ervan te leren kennen en erin te geloven, en Allah is Alwetend over alle zaken. Hij is de Schepper van alle schepselen. Wat Hij niet wil laten geschieden zal niet plaatsvinden, Hij is Rechtvaardig en is ten opzichte van niemand onrechtvaardig, Hij is de Alwijze, vrij van alle vormen van onvolkomenheden. Het onderwerp over Al-Qadaa-e en Al-Qadar vergt niet meer dan wat eerder genoemd is.
Allah heeft hetgeen wij nodig hebben voor ons duidelijk gemaakt. En wij dienen niet op zoek te gaan naar hetgeen Hij voor ons geheim heeft gehouden, omdat wij hierdoor van mening zullen verschillen en vernietigd zullen worden. Ons verstand is beperkt en Allah heeft het geschapen om bij te dragen aan het opbouwen van de aarde. De taak van ons verstand is niet het ontdekken van het onwaarneembare, waarover alleen Allah kennis heeft.
Er zit voor ons niets anders op dan ons over te geven aan, en te geloven in, hetgeen Allah bekend heeft gemaakt ten aanzien van het onwaarneembare. Tot deze zaken behoren bijvoorbeeld: het verband tussen de schepping van daden door Allah en de keuze en vrije wil van de mens voor zijn daden. En dit is niet de enige onwaarneembare zaak waarvan het verstand de geheimen niet kent. Zo ervaren wij bijvoorbeeld de invloed van de Eigenschappen van Allah, maar bevatten wij niet hoe deze werkelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de Goddelijke Essentie, welke het menselijk verstand niet kan bevatten. [1]
Daarom heeft de boodschapper van Allah ons verboden om ons te verdiepen in het lot. Al-Imaam Ah’mad heeft overgeleverd in zijn keten van ‘Amroe Ibnoe Shoe’ayb van zijn vader van zijn opa dat hij zei: “De boodschapper van Allah kwam op een dag naar buiten terwijl de mensen aan het praten waren over Al-Qadar, hij (de opa van ‘Amroe Ibnoe Shoe’ayb) zei: “Het was net of er uit woede een granaatappel in zijn gezicht uiteen was gebarst.” Hij (de profeet ) zei tegen hen: “Wat is er met jullie, dat jullie het Boek van Allah tegen het Boek van Allah gooien? Hierdoor zijn degenen vóór jullie vernietigd.” [2]
Er kwam een man naar ‘Aliy om hem te vragen over Al-Qadar en hij antwoordde: “Een duistere weg die je niet moet bewandelen.” Hij zei: “Vertel me iets over Al-Qadar?” Hij zei: “Een diepe zee, betreed deze niet.” Hij zei: “Vertel me iets over Al-Qadar.” Hij zei: “Het is een geheim wat aan Allah toebehoort, belast jezelf niet hiermee.” [3]
En wat was de uitspraak van Al-Imaam At-Tah’aawie (moge Allah hem genadig zijn) uitmuntend toen hij zei: “Al-Qadar is het geheim van Allah de Verhevene tegenover Zijn Schepping, dat aan Hem alleen toebehoort. Geen dichtbijzijnde engel, noch een gezonden profeet heeft er wetenschap van. Het zich erin verdiepen is een middel tot afkeer en het is de trap van onbevoegdheid en een manier om buiten de toegestane grenzen te treden. Wees hiervoor gewaarschuwd, zowel tegen het inzicht, intellect alsook de influistering. Allah heeft kennis over Al-Qadar beschermd gehouden ten opzichte van Zijn schepselen, en Hij verbood hen om zich erin te verdiepen. Zo heeft de Verhevene gezegd: “Hij kan niet over Zijn handelen ondervraagd worden, terwijl zij wel ondervraagd worden.” [4]
Degene die vraagt “waarom heeft Hij dit of dat gedaan?”, heeft het oordeel van het Boek verworpen, en wie het oordeel van het Boek verwerpt, behoort tot de ongelovigen. Dit is wat degene waarvan het hart verlicht is en die tot de Awliyaa-e van Allah de Verhevene behoort, kennis over dient te hebben. Het is een niveau dat de standvastigen met kennis betreden, en kennis wordt onderverdeeld in twee categorieën: kennis m.b.t. de schepping welke zichtbaar is en kennis m.b.t. de schepping welke onzichtbaar is. Het ontkennen van de bestaande zichtbare kennis is ongeloof, en het beweren kennis te hebben over de onzichtbare kennis is ongeloof. Al-Imaan (het geloof) zal slechts toenemen wanneer een persoon de bestaande vorm van kennis aanvaardt en afstand neemt van het zoeken naar de onzichtbare vorm van kennis.” [5]
[1] Tabseet Al-‘Aqaa-ied Al-Islaamiyyah, van H’assan Ayyoeb blz. 84.
[2] Zie Al-Fat-h’ Ar-Rabbaaniey boek 1, blz. 142 en Soenan Ibn Maadjah boek 1, blz. 33.
[3] Taysier Al-‘Aziez Al-H’amied blz. 620, Al-‘Aqaa-ied Al-Islaamiyyah van Sayyied Saabiq blz. 99 en As-Shari’ah van Al-Aadjoeriey blz. 212.
[4] Soerat Al-Anbiyaa-e (21), aayah 23.
[5] Sharh’ Al-‘Aqiedah At-Tah’aawiyyah blz. 276, 292.
Bron: Al-Islaam.nl {Home}
I could not agree with you more
All round great post.